Voorstelling ‘En ik dan?’ heeft prachtige muziek, maar weinig verhaal (4 sterren)
Door: Hans Brans
Foto: Rens Hooyenga
Op een eenvoudige draaistoel beantwoordt de medewerkster van de ambulancedienst de telefoon. ‘Waar bent u? Wat is er aan de hand? Ademt uw kindje?’ Aan de kant die we niet horen, voelen we de paniek.
Aan deze kant klinkt het even zakelijk als vriendelijk. Floor is goed in haar werk, ze houdt van haar werk en in haar leven heeft ze alles onder controle. Het is een rol in Bouke Oldenhofs stuk En ik dan? die Hiske Oosterwijk op het lijf geschreven is: strak en toch gevoelig, subtiel, helder. Oosterwijk kennen we in de eerste plaats als een magnifieke zangeres. Ze acteert met hetzelfde, ogenschijnlijke gemak waarmee ze ook zingt: glashelder, betoverend mooi, soepel, rijk, innemend. In deze voorstelling doet ze beide evenveel. Waarom die verhouding zo ligt, wordt gaandeweg steeds meer een vraag.
Onverwacht uit de hoek
In dit stuk over een zichzelf wegcijferende mantelzorger heeft Floor slechts twee personen naast zich: haar vriend Sander (Lourens van den Akker) en haar verstandelijk gehandicapte broer Roel (Jochem le Cointre). Dat laatste mag je zo niet zeggen, verbetert Floor haar vriend: haar broertje ìs niet gehandicapt, hij hèèft een handicap.
Jochem le Cointre zelf is ook primair musicus. Uit een iel toetsenbord tovert hij hele soundscapes en legt de solide fundering voor de jazzy zang van Oosterwijk. Als Floors broer Roel is hij een houterige, in zichzelf verzonken knul die onverwacht direct uit de hoek kan komen. Floor kent hem van binnen en van buiten, maar Sander moet de nodige moeite doen om in Roels wereld binnen te worden gelaten.
‘En hij dan?’
Het stuk heet dan wel En ik dan? , maar Floor is zo vergroeid met haar betrokkenheid bij anderen dat ze zich dat zelf nooit afvraagt. Het is juist haar vriend die roept dat ze wat meer aan zichzelf moet denken. Sander is een overmatige bewonderaar van Floors professionele zorgzaamheid, maar tegelijk is hij zo overbezorgd over haar neiging om zich weg te cijferen, dat hij op zijn beurt bijna haar mantelzorger wordt.
Lourens van den Akker speelt hem zoals we hem kennen: levendig en razendsnel schakelend. Maar hoe goed hij ook is, hij staat er soms toch een beetje naast. Als Floor weer eens gaat zingen, zie je hem aandachtig in de schaduw staan luisteren en denk je onwillekeurig: ‘En hij dan?’
Helaas gaat het hier niet over Sanders kant van de medaille. Alles draait om Floor. Hoe zij zichzelf over de kop jaagt door haar professionele betrokkenheid en de grenzeloze inzet voor haar broer. Maar het maatschappelijke aspect van de overbelaste mantelzorger zit hem er toch vooral in dat de omgeving blind is voor die overbelasting. Niemand ziet haar, of hem. In dit geval is die omgeving – Sander dus – daar echter helemaal niet blind voor, integendeel. Het dilemma van Floor blijft in dit stuk dan ook meer psychologisch van aard, dan dat het een maatschappelijk probleem zichtbaar maakt. Dat is een beetje een gemiste kans.
Te veel muziek
Het is niet het enige waardoor de tragiek van Floor niet helemaal uit de verf komt. Oldenhof heeft naast mooie karakters prachtige, rake kleine scènes geschreven. Maar ze zijn wel erg beknopt en neigen soms naar het uitleggerige. Ruimte voor ontwikkeling van de personages is er nauwelijks. Daarvoor zit er domweg te veel muziek in de voorstelling. En vertolkt die muziek ook nog eens te veel één kant van het verhaal.
Waar ging het nou mis met Floor? Waardoor duurt het zo lang voor de bom barst? Hoe verwerkt ze haar burn-out? Wat doet dat met haar relatie? De liedjes maken wel iets van haar beleving duidelijk, maar de verbindende draadjes ontbreken. Het lot van Floor grijpt je daardoor niet echt bij de strot.
En toch: de teksten zijn soms heel mooi, er wordt prachtig, levendig gespeeld, de zang is schitterend en het gáát ook nog ergens over. Dus er valt veel te genieten.

